Pagina's

zondag 17 mei 2015

Zeven lagen

In het voedselbos gebruiken we kennis uit de permacultuur. Waar er bij 'normale' agrarische activiteit het liefst met één gewas gewerkt wordt, werk je bij permacultuur het liefst met een zo groot mogelijke diversiteit aan gewassen. Daar ging ik in het vorige bericht al op in. De ene plant ondersteunt de andere is de gedachte en samen staan ze sterker. Verschillende soorten voorzien elkaar van voedingsstoffen en je systeem is beter bestand tegen plagen en ziekten.

Maar daarnaast is het ook zeer aannemelijk dat het zorgt voor een hogere opbrengst per vierkante meter. En dat komt dan vooral om we gebruik maken van meerdere lagen. Die lagen zet ik hieronder op een rijtje.

1. De hoge kruinlaag
De hoge kruinlaag wordt gevormd door de grote bomen in een volwassen bos. In ons voedselbos gaan de walnotenbomen deze kruinlaag vormen. Zij stijgen boven iedere andere soort uit en vangen het zonlicht het eerst weg.

2. De lage kruinlaag
De lagere kruinlaag wordt gevormd door bomen die niet zo hoog worden. Gedacht moet worden aan lage fruitbomen of bijvoorbeeld de vlieren waarvan we binnenkort de bloesem willen gaan oogsten. (Vlierbloesemlimonade!)

3. De struiklaag
Zoals je naam het al zegt, wordt deze laag gevormd door struiken. De jostabessen en de kruisbessen die we al geplant hebben, vallen onder deze soorten.

4. De kruidlaag
Deze laag bevindt zich weer iets lager dan de struiken. Daar vind je de meeste keukenkruiden terug. Maar ook veel traditionele onkruiden (brandnetel, smeerwortel, paardebloem, hondsdraf) horen in deze laag. Gek genoeg kun je veel van de onkruiden ook gewoon eten. Dat komt ons wel goed uit.

5. De kruiplaag
De kruiplaag wordt gevormd door planten die laag op de grond blijven en zich als het ware kruipend 'voortbewegen'. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de aardbei.

6. De laag onder de grond
Van sommige planten zit het grootste deel onder de grond. Denk aan aardappel en knolgewassen. Gewone moestuingroenten zoals de wortel zul je in het voedselbos niet gauw tegenkomen. Die soorten zijn eenjarig en moeten ieder jaar dus opnieuw (door de mens) gezaaid worden. De pastinaak is een gewas dat je misschien wel terug gaat vinden in het voedselbos. Want in tegenstelling tot de gewone wortel, zaait de pastinaak zichzelf makkelijk uit.

7. De verticale laag
De laatste laag beweegt zich door alle andere lagen heen en heeft die lagen ook nodig om zichzelf aan het op te hangen. We hebben het dan over klimplanten. Denk bijvoorbeeld aan de druif.

In een volwassen bos is vooral de rand van een bos het meest productief. Dat komt omdat het zonlicht daar op alle lagen kan vallen en ervoor zorgt dat in iedere laag planten kunnen groeien. Wat we proberen te doen is op zo veel mogelijk plekken een bosrand te simuleren. Daar is in het ontwerp rekening mee gehouden. We zetten geen rijen notenbomen neer, want als die kruinen eenmaal ontwikkeld zijn, dringt er minder licht door naar de lagen eronder en dan groeit daaronder straks niets meer of nog heel weinig. De notenbomen staan dus verspreid over het terrein om die reden.
We hebben nog niet in alle lagen eetbare planten vertegenwoordigd in het voedselbos. Momenteel gaat de meeste aandacht uit naar het ontwikkelen van de bodem. Dat heeft tijd nodig. Op de terpen is een mengsel gezaaid van bodembedekkende planten (mosterd, lupine en phaccelia) die suikers en voedingstoffen gaan produceren om de bodem te verbeteren. En het eerste semi-experiment is ook al gestart. Want één van de terpen hebben we niet van dit zaaimengsel voorzien. Kijken wat het verschil gaat zijn.



3 opmerkingen: