In een serie berichtjes met de titel 'Even voorstellen' zullen de betrokkenen bij het Voedselbos Vlaardingen iets over zichzelf vertellen. Aan iedere betrokkene werden zes vragen gesteld. De vierde uit de serie gaat over Jan van der Schans.
Wie ben je?
Jan van der Schans. Vrijwilliger. Lid van een aantal besturen, waaronder Stichting Voedselbos Vlaardingen, Vereniging Eetbaar Rotterdam en Stichting HotspotHutspot.
Waar kom je vandaan?
Geboren in Ridderkerk, maar al 35 jaar woonachtig in Rotterdam.
Welke rol speel je in het project van de ontwikkeling van het voedselbos Vlaardingen?
Secretaris van de stichting Voedselbos Vlaardingen.
Waarom ben je geïnteresseerd in voedselbossen in het algemeen en dit project in het bijzonder?
Via Eetbaar Rotterdam steeds meer interesse gekregen voor het kweken van voedsel in, of dichtbij de stad. En dan op een verantwoorde manier: geen bestrijdingsmiddelen, geen mono-cultuur, enz..
Hoe ben je erbij betrokken geraakt?
Gevraagd door een van de mensen van RFGN (Rotterdam Forest Gardening Network).
Wat hoop je dat er bereikt wordt met het project?
Dat het slaagt en een voorbeeld is voor andere plekken in Midden Delfland en misschien ook wel in Het Groene Hart.
Pagina's
▼
vrijdag 22 mei 2015
zondag 17 mei 2015
Zeven lagen
In het voedselbos gebruiken we kennis uit de permacultuur. Waar er bij 'normale' agrarische activiteit het liefst met één gewas gewerkt wordt, werk je bij permacultuur het liefst met een zo groot mogelijke diversiteit aan gewassen. Daar ging ik in het vorige bericht al op in. De ene plant ondersteunt de andere is de gedachte en samen staan ze sterker. Verschillende soorten voorzien elkaar van voedingsstoffen en je systeem is beter bestand tegen plagen en ziekten.
Maar daarnaast is het ook zeer aannemelijk dat het zorgt voor een hogere opbrengst per vierkante meter. En dat komt dan vooral om we gebruik maken van meerdere lagen. Die lagen zet ik hieronder op een rijtje.
1. De hoge kruinlaag
De hoge kruinlaag wordt gevormd door de grote bomen in een volwassen bos. In ons voedselbos gaan de walnotenbomen deze kruinlaag vormen. Zij stijgen boven iedere andere soort uit en vangen het zonlicht het eerst weg.
2. De lage kruinlaag
De lagere kruinlaag wordt gevormd door bomen die niet zo hoog worden. Gedacht moet worden aan lage fruitbomen of bijvoorbeeld de vlieren waarvan we binnenkort de bloesem willen gaan oogsten. (Vlierbloesemlimonade!)
3. De struiklaag
Zoals je naam het al zegt, wordt deze laag gevormd door struiken. De jostabessen en de kruisbessen die we al geplant hebben, vallen onder deze soorten.
4. De kruidlaag
Deze laag bevindt zich weer iets lager dan de struiken. Daar vind je de meeste keukenkruiden terug. Maar ook veel traditionele onkruiden (brandnetel, smeerwortel, paardebloem, hondsdraf) horen in deze laag. Gek genoeg kun je veel van de onkruiden ook gewoon eten. Dat komt ons wel goed uit.
5. De kruiplaag
De kruiplaag wordt gevormd door planten die laag op de grond blijven en zich als het ware kruipend 'voortbewegen'. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de aardbei.
6. De laag onder de grond
Van sommige planten zit het grootste deel onder de grond. Denk aan aardappel en knolgewassen. Gewone moestuingroenten zoals de wortel zul je in het voedselbos niet gauw tegenkomen. Die soorten zijn eenjarig en moeten ieder jaar dus opnieuw (door de mens) gezaaid worden. De pastinaak is een gewas dat je misschien wel terug gaat vinden in het voedselbos. Want in tegenstelling tot de gewone wortel, zaait de pastinaak zichzelf makkelijk uit.
7. De verticale laag
De laatste laag beweegt zich door alle andere lagen heen en heeft die lagen ook nodig om zichzelf aan het op te hangen. We hebben het dan over klimplanten. Denk bijvoorbeeld aan de druif.
In een volwassen bos is vooral de rand van een bos het meest productief. Dat komt omdat het zonlicht daar op alle lagen kan vallen en ervoor zorgt dat in iedere laag planten kunnen groeien. Wat we proberen te doen is op zo veel mogelijk plekken een bosrand te simuleren. Daar is in het ontwerp rekening mee gehouden. We zetten geen rijen notenbomen neer, want als die kruinen eenmaal ontwikkeld zijn, dringt er minder licht door naar de lagen eronder en dan groeit daaronder straks niets meer of nog heel weinig. De notenbomen staan dus verspreid over het terrein om die reden.
We hebben nog niet in alle lagen eetbare planten vertegenwoordigd in het voedselbos. Momenteel gaat de meeste aandacht uit naar het ontwikkelen van de bodem. Dat heeft tijd nodig. Op de terpen is een mengsel gezaaid van bodembedekkende planten (mosterd, lupine en phaccelia) die suikers en voedingstoffen gaan produceren om de bodem te verbeteren. En het eerste semi-experiment is ook al gestart. Want één van de terpen hebben we niet van dit zaaimengsel voorzien. Kijken wat het verschil gaat zijn.
Maar daarnaast is het ook zeer aannemelijk dat het zorgt voor een hogere opbrengst per vierkante meter. En dat komt dan vooral om we gebruik maken van meerdere lagen. Die lagen zet ik hieronder op een rijtje.
1. De hoge kruinlaag
De hoge kruinlaag wordt gevormd door de grote bomen in een volwassen bos. In ons voedselbos gaan de walnotenbomen deze kruinlaag vormen. Zij stijgen boven iedere andere soort uit en vangen het zonlicht het eerst weg.
2. De lage kruinlaag
De lagere kruinlaag wordt gevormd door bomen die niet zo hoog worden. Gedacht moet worden aan lage fruitbomen of bijvoorbeeld de vlieren waarvan we binnenkort de bloesem willen gaan oogsten. (Vlierbloesemlimonade!)
3. De struiklaag
Zoals je naam het al zegt, wordt deze laag gevormd door struiken. De jostabessen en de kruisbessen die we al geplant hebben, vallen onder deze soorten.
4. De kruidlaag
Deze laag bevindt zich weer iets lager dan de struiken. Daar vind je de meeste keukenkruiden terug. Maar ook veel traditionele onkruiden (brandnetel, smeerwortel, paardebloem, hondsdraf) horen in deze laag. Gek genoeg kun je veel van de onkruiden ook gewoon eten. Dat komt ons wel goed uit.
5. De kruiplaag
De kruiplaag wordt gevormd door planten die laag op de grond blijven en zich als het ware kruipend 'voortbewegen'. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de aardbei.
6. De laag onder de grond
Van sommige planten zit het grootste deel onder de grond. Denk aan aardappel en knolgewassen. Gewone moestuingroenten zoals de wortel zul je in het voedselbos niet gauw tegenkomen. Die soorten zijn eenjarig en moeten ieder jaar dus opnieuw (door de mens) gezaaid worden. De pastinaak is een gewas dat je misschien wel terug gaat vinden in het voedselbos. Want in tegenstelling tot de gewone wortel, zaait de pastinaak zichzelf makkelijk uit.
7. De verticale laag
De laatste laag beweegt zich door alle andere lagen heen en heeft die lagen ook nodig om zichzelf aan het op te hangen. We hebben het dan over klimplanten. Denk bijvoorbeeld aan de druif.
In een volwassen bos is vooral de rand van een bos het meest productief. Dat komt omdat het zonlicht daar op alle lagen kan vallen en ervoor zorgt dat in iedere laag planten kunnen groeien. Wat we proberen te doen is op zo veel mogelijk plekken een bosrand te simuleren. Daar is in het ontwerp rekening mee gehouden. We zetten geen rijen notenbomen neer, want als die kruinen eenmaal ontwikkeld zijn, dringt er minder licht door naar de lagen eronder en dan groeit daaronder straks niets meer of nog heel weinig. De notenbomen staan dus verspreid over het terrein om die reden.
We hebben nog niet in alle lagen eetbare planten vertegenwoordigd in het voedselbos. Momenteel gaat de meeste aandacht uit naar het ontwikkelen van de bodem. Dat heeft tijd nodig. Op de terpen is een mengsel gezaaid van bodembedekkende planten (mosterd, lupine en phaccelia) die suikers en voedingstoffen gaan produceren om de bodem te verbeteren. En het eerste semi-experiment is ook al gestart. Want één van de terpen hebben we niet van dit zaaimengsel voorzien. Kijken wat het verschil gaat zijn.
woensdag 6 mei 2015
Over onkruid (niet) wieden
"En wat gaan jullie doen aan al die brandnetels?" Dat was een vraag die een toevallige voorbijganger stelde aan één van onze vrijwilligers toen hij aan het werk was in het voedselbos.
Goede vraag. Maar voor het antwoord is wel enige uitleg vereist. En het antwoord zal naar alle waarschijnlijkheid niet iedereen helemaal tevreden stellen. Maar laat ik een poging wagen om uit te leggen wat we aan het doen zijn.
Permacultuur
Eerst is daarvoor enig begrip nodig voor de principes die we hanteren bij de aanleg en het onderhoud van het voedselbos. Die principes wortelen (leuke woordspeling) in het gedachtegoed van permacultuur. Begrippen die daarbij een belangrijke rol spelen, zijn: kringlopen en biodiversiteit.
Om het wat duidelijker af te tekenen, is het handig om in tegenstellingen te denken. Tegenover permacultuur zou je monocultuur kunnen zetten. Bij monocultuur bedrijf je landbouw met één gewas en om dat gewas te laten floreren voeg je voedingsstoffen (kunstmest) en water (en soms zelfs licht) toe.
Bij permacultuur werk je per definitie niet met maar één gewas, maar juist met verschillende gewassen door elkaar heen. En je voegt (bij voorkeur) niets toe, maar je bouwt een ecosysteem dat zichzelf kan voeden. De kringloop van de ene plant, voedt de andere. Een bijkomend voordeel is ook dat je (in theorie in ieder geval) minder last hebt van plagen en ziektes.
Hier valt nog veel meer over te vertellen, maar voor het doel van dit stukje tekst laat ik het even bij deze uitleg. Ik realiseer me dat het erg summier is. Als je meer informatie wilt over permacultuur kun je terecht bij permacultuurnederland.org. Bekijk bijvoorbeeld deze publicatie (pdf) voor een heldere uiteenzetting van uitgangspunten die belangrijk zijn bij permacultuur.
Eetbare soorten
Wij willen geen gewoon bos ontwikkelen. Wij willen een voedselbos. Een bos dus met een relatief hoge opbrengst in termen van voedselproductie. Dat betekent dat we er naar streven om het bos op te bouwen uit zoveel mogelijk soorten die eetbaar zijn. Dat wil niet zeggen dat alle soorten eetbaar zijn, of dat alle eetbare soorten even lekker zijn. Sommige plantensoorten in het bos laten we toe omdat die de andere planten ondersteunen of de kringloop in het bos ondersteunen. Alles wat we aanplanten is (gedeeltelijk) eetbaar. Maar er zijn nou eenmaal ook soorten die er al staan, of die steeds weer binnen komen waaien.
Brandnetels
En dan komen we terug bij de vraag van de voorbijganger. Want wat te doen met de brandnetels, of het andere onkruid dat juist in deze tijd van het jaar zo snoeihard uit de grond schiet? Wel, brandnetels zijn eetbaar. Dus dat is een deel van het antwoord. Van brandnetels kun je thee zetten, of soep koken bijvoorbeeld. En het schijnt nog erg gezond te zijn ook. Mocht je je een keer branden aan de brandnetel, zoek dan hondsdraf. Wrijf het blad daarvan uit over de geïrriteerde plek. Dat helpt.
Andere onkruiden en bodemleven
Maar die andere onkruiden dan. Tja. De meeste daarvan hebben een functie in het verbeteren van het bodemleven. Sommige soorten hebben diepe penwortels en halen voedingsstoffen van diep uit de grond naar boven. En sommige soorten wortelen oppervlakkig en bevorderen zodoende de luchtigheid van de bodem. Daarmee verbetert het bodemleven eigenlijk met elk plantje onkruid. En een goed bodemleven zal er weer voor zorgen dat de soorten die we eigenlijk beogen te laten groeien, beter zullen gaan gedijen. Met de zware kleigrond die het perceel rijk is, is het geen overbodige luxe dat de bodem verbeterd wordt. En de natuur kan dat zelf heel goed. De conclusie zal dus zijn dat we om deze reden weinig doen aan het tegengaan van het onkruid.
Berenklauw vormt de uitzondering
De enige plant die we tot dusver niet tolereren is de berenklauw. Die wordt manshoog, is niet eetbaar en kan brandblaren veroorzaken. En dat gaat ons ook te ver.
De afgelopen tijd hebben we alle grote berenklauwen al weggestoken en dat blijven we ook nog wel een tijdje doen. Wil je helpen? Klik dan hier.
Disclaimer:
Dit stukje is geschreven door Remko. Ik ben binnen de groep van vrijwilligers de 'leek' op het gebied van plantenkennis, aanleg en onderhoud van voedselbossen. Het zou daarom dus kunnen dat de informatie die hierboven staat (deels) niet klopt. Ik ga er van uit dat ik dat dan vanzelf hoor. Ik doe mijn uiterste best om de dingen die we doen te begrijpen. Mocht je geïnteresseerd zijn in de kennis die hierover bij de rest van de vrijwilligers aanwezig is, dan zou ik een keer langskomen. Op vrijdag heb je de meeste kans dat er iemand aanwezig is.
Goede vraag. Maar voor het antwoord is wel enige uitleg vereist. En het antwoord zal naar alle waarschijnlijkheid niet iedereen helemaal tevreden stellen. Maar laat ik een poging wagen om uit te leggen wat we aan het doen zijn.
Permacultuur
Eerst is daarvoor enig begrip nodig voor de principes die we hanteren bij de aanleg en het onderhoud van het voedselbos. Die principes wortelen (leuke woordspeling) in het gedachtegoed van permacultuur. Begrippen die daarbij een belangrijke rol spelen, zijn: kringlopen en biodiversiteit.
Om het wat duidelijker af te tekenen, is het handig om in tegenstellingen te denken. Tegenover permacultuur zou je monocultuur kunnen zetten. Bij monocultuur bedrijf je landbouw met één gewas en om dat gewas te laten floreren voeg je voedingsstoffen (kunstmest) en water (en soms zelfs licht) toe.
Bij permacultuur werk je per definitie niet met maar één gewas, maar juist met verschillende gewassen door elkaar heen. En je voegt (bij voorkeur) niets toe, maar je bouwt een ecosysteem dat zichzelf kan voeden. De kringloop van de ene plant, voedt de andere. Een bijkomend voordeel is ook dat je (in theorie in ieder geval) minder last hebt van plagen en ziektes.
Hier valt nog veel meer over te vertellen, maar voor het doel van dit stukje tekst laat ik het even bij deze uitleg. Ik realiseer me dat het erg summier is. Als je meer informatie wilt over permacultuur kun je terecht bij permacultuurnederland.org. Bekijk bijvoorbeeld deze publicatie (pdf) voor een heldere uiteenzetting van uitgangspunten die belangrijk zijn bij permacultuur.
Eetbare soorten
Wij willen geen gewoon bos ontwikkelen. Wij willen een voedselbos. Een bos dus met een relatief hoge opbrengst in termen van voedselproductie. Dat betekent dat we er naar streven om het bos op te bouwen uit zoveel mogelijk soorten die eetbaar zijn. Dat wil niet zeggen dat alle soorten eetbaar zijn, of dat alle eetbare soorten even lekker zijn. Sommige plantensoorten in het bos laten we toe omdat die de andere planten ondersteunen of de kringloop in het bos ondersteunen. Alles wat we aanplanten is (gedeeltelijk) eetbaar. Maar er zijn nou eenmaal ook soorten die er al staan, of die steeds weer binnen komen waaien.
Brandnetels
Hondsdraf |
Andere onkruiden en bodemleven
Maar die andere onkruiden dan. Tja. De meeste daarvan hebben een functie in het verbeteren van het bodemleven. Sommige soorten hebben diepe penwortels en halen voedingsstoffen van diep uit de grond naar boven. En sommige soorten wortelen oppervlakkig en bevorderen zodoende de luchtigheid van de bodem. Daarmee verbetert het bodemleven eigenlijk met elk plantje onkruid. En een goed bodemleven zal er weer voor zorgen dat de soorten die we eigenlijk beogen te laten groeien, beter zullen gaan gedijen. Met de zware kleigrond die het perceel rijk is, is het geen overbodige luxe dat de bodem verbeterd wordt. En de natuur kan dat zelf heel goed. De conclusie zal dus zijn dat we om deze reden weinig doen aan het tegengaan van het onkruid.
Berenklauw vormt de uitzondering
De enige plant die we tot dusver niet tolereren is de berenklauw. Die wordt manshoog, is niet eetbaar en kan brandblaren veroorzaken. En dat gaat ons ook te ver.
De afgelopen tijd hebben we alle grote berenklauwen al weggestoken en dat blijven we ook nog wel een tijdje doen. Wil je helpen? Klik dan hier.
Deze berenklauwen hebben de strijd verloren |
Disclaimer:
Dit stukje is geschreven door Remko. Ik ben binnen de groep van vrijwilligers de 'leek' op het gebied van plantenkennis, aanleg en onderhoud van voedselbossen. Het zou daarom dus kunnen dat de informatie die hierboven staat (deels) niet klopt. Ik ga er van uit dat ik dat dan vanzelf hoor. Ik doe mijn uiterste best om de dingen die we doen te begrijpen. Mocht je geïnteresseerd zijn in de kennis die hierover bij de rest van de vrijwilligers aanwezig is, dan zou ik een keer langskomen. Op vrijdag heb je de meeste kans dat er iemand aanwezig is.